Nederlands paviljoen Wereldtentoonstelling 1958 |
Brussel, België G. Rietveld, J.H. van den Broek, J.B. Bakema, J. Boks, F.P.J. Peutz 1958
|
---|
Dijk, zee, vuurtoren: het Hollandse polderlandschap in de etalage
In 1958 werd in Brussel de eerste wereldtentoonstelling sinds de Tweede Wereldoorlog georganiseerd. Het thema was ‘Techniek in dienst van de mens’, een onderwerp dat Nederland aangreep om te pronken met zijn civieltechnische verworvenheden in de strijd tegen het water. ( i ) Een gelegenheidsformatie van de architecten G. Rietveld, J.H. van den Broek, J.B. Bakema, J. Boks en F.P.J. Peutz ontwierp de Nederlandse inzending: een aantal paviljoens in een Hollands polderlandschap.
Het toegewezen terrein was aflopend, aanleiding voor de ontwerpers om het in twee niveaus op te delen. Het hoger gelegen deel verwees naar de industriële ontwikkeling van Nederland, het lager gelegen deel naar het agrarische polderlandschap, met een dijk als afscheiding tussen beide delen. In de buitenruimte stonden kenmerkende elementen uit het Nederlandse landschap, zoals ‘een vuurtoren en een bassin met golvend water, omlaag vloeiend in een sloot en omhoog bruisend in een gemaal’. ( ii ) De paviljoentuin was geen replica van het Nederlandse landschap, maar een patchwork van landschapsfragmenten en iconische beelden. Het bassin waarmee de branding werd nagebootst was indrukwekkend, illustratief voor de ontwerphouding van de architecten. Er was visueel gezien niets natuurlijks aan de bak met water, maar als bezoekers hun ogen dichtdeden, voelden ze het water op hun huid, de wind door hun haren en roken ze de zilte zeelucht. Hostess Beatrijs van Liebergen zei: ‘Mensen wilden vooral de nagemaakte zee zien. Want dat was erg indrukwekkend, je zou zweren dat je aan zee was.’ ( v ) Ook elders waren ‘citaten’ uit het polderlandschap voldoende: een rij populieren, knotwilgen, een grasdijk, basaltkeien, een dukdalf, een vuurtoren, een weiland en een gemaal. Het ging om geur en gevoel. In de ‘polder’ stond een koe die door de boer gemolken werd. Een zogend varken en geit Betsy completeerden het geheel.
Het werkte. Citaten waren er in overvloed, maar omdat ze teruggebracht waren tot hun essentie was het absoluut geen ratjetoe. Het paviljoen werd verkozen tot een van de beste paviljoens op de expo. ‘Ik sta vol bewondering voor de golven, door technische middelen voortgebracht, die tegen de oevers aanbotsen’, aldus een jongen op schoolreis. ( iii ) Architect J.J.P Oud noemde het paviljoen ‘een symbool, dat niet speculeert op het goedkope showelement van klompen en molens, maar dat voor de Hollander, die naar de tentoonstelling gaat, enigszins Nederland zelf is en dat voor de vreemdeling de sfeer van ons land voelbaar zal maken.’ ( iv )
( i ) | Website Gahetna.nl, Expo 58 Nederland als grote vier, geraadpleegd oktober 2017. |
---|---|
( ii ) | http://archief.nai.nl/collectie/bekijk_de_collectie/item/_rp_kolom2-1_elementId/1_290141 |
( iii ) | Website Humo.be, Expo 58 Naar de Wereldtentoonstelling te Brussel, geraadpleegd oktober 2017. |
( iv ) | Marie-Thèrése van Thoor, Het gebouw van Nederland. Nederlandse paviljoens op de wereldtentoonstellingen 1910-1958, Zutphen 1998, p. 176. |
( v ) | Website Andere Tijden.nl, Expo-58, geraadpleegd oktober 2017. |